De intimiteit van het schetsboek VI – Lut D’HONDT

 

Deze tekening van een rechterhand uit 1625 van de Italiaanse barokkunstenares Artemisia Gentileschi (1593-1656) is van doorslaggevende betekenis bij de schetsen die Lut D’Hondt mij ter beschikking heeft gesteld. Haar schetsboeken zijn veel meer ideeënboeken die diverse concepten illustreren vanaf de eerste denkoefeningen, de ontstaansgeschiedenis en context van een bepaald onderwerp tot de uiteindelijke foto als eindpunt van haar creatie. De vele stadia van het werkproces omvatten foto’s, knipsels, aantekeningen, tekstfragmenten, berekeningen, verwijzingen, schetsen en ontwerpen als begeleiding, motivatie en studie. Want daarin schuilt de eigenheid van deze textielkunstenares: ieder kunstwerk van haar hand is de synthese van onderzoek naar inhoud, vorm, beeldspraak, materiaalkeuze en persoonlijke interpretatie. Bovenstaande tekening en het schilderij Susanna en de ouderlingen vormen hier de onderliggende basis. Het olieverfwerk dateert van 1610 en is een jeugdwerk dat verwijst naar een Bijbels gegeven waarbij de vrome, halfnaakte Susanna tijdens het nemen van een bad twee kwijlende belagers tracht af te weren. De biografie van deze tijdgenote van o.a. Rubens, Van Dyck, Bernini en Velasquez draagt bij tot de keuze van dit fragment. Op 18-jarige leeftijd was de kunstenares het slachtoffer van een verkrachting door haar leermeester Agostino Tassi. Een #me too- verhaal avant la lettre. Dit schaamteloos onrecht, de wellicht feministische manier waarop zij de vrouw in haar oeuvre verbeeldt en de rehabilitatie van de status van de vrouwelijke kunstenaar in de kunsthistorische geschiedschrijving, plaatsen Gentileschi als één van de boegbeelden van herwaardering.

 

 

Het gebaar is een metafoor. De gedachte dat je met het lichaam kunt communiceren, dat het lichaam een taal spreekt, is terug te voeren tot de oudheid. In zijn Institutio oratoria benadrukt Quintilianus de draagwijdte van het sprekend gebaar dat, in tegenstelling tot het gesproken woord, door iedereen begrepen wordt. In deze context is het Bijbelse tafereel van Gentileschi een typevoorbeeld dat met de nadrukkelijke geste en nodige attributen ook door de analfabeet indertijd werd begrepen. Ook de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty onderstreepte dat wij de wereld waarnemen via ons lichaam. Kijken is een lichamelijke beleving en zonder lichaam kan men niet voelen wat men ziet. Lichaamstaal is dus een vorm van visuele communicatie en daarom een natuurlijke bondgenoot van de beeldende kunst. Een statement dat Lut D’Hondt ten zeerste beseft. Handen doen wonderen, zegt het spreekwoord, wetend dat handen geven en nemen, afwijzen en aanvaarden, strelen en kwetsen, vriendschap sluiten, geduld oefenen, tasten naar houvast, beschutten en beschermen… Handen zien veel, heel veel. Veelal vaak door de vingers! En juist met die beschermende factor gaat zij op stap met naald en draad. Zij creëert een soort beschermkap, een reuze theemuts als het ware die de warmte, het goede omhult, net zoals een schrijn als sacraal mysterie een relikwie beschermt. Misschien moet ik het beschouwen als een stoffen stolp om de kleinodiën die het leven boeiend en uniek maken, te vrijwaren tegen onbegrip, agressie, kwetsuren, verval, verdwijnen. De arabeske lijnvoering tuimelt over het geometrisch patroon van het lappendeken naar de voorgrond, formuleert een zeker geheim dat het verhaal van de handen voert als een haast letterlijke vingerwijzing. De bewustwording van de kijkende blik wordt speels geactiveerd.
De onderliggende boodschap is begrepen.

 

Freddy Huylenbroeck │Hamme, 2020-12-26