De intimiteit van het schetsboek XVI - Luc SCHELSTRAETE

 

In mijn commentaar bij de videoschets van Luc Schelstraete tijdens vorige zomer noteerde ik dat zijn creatieproces het enigmatisch keerpunt aftast dat materiaal sculptuur wordt, dat vorm als genesis zich in tweespraak met de natuur verzoent. En die gedachte wordt beklemtoond als ik de toegezonden studies uit zijn schetsboek bekijk. Roept de ritmiek van deze curvevormige stapeling inderdaad de suggestie van een ruggengraatsverkromming, van een skeletstructuur of van een wervelkolom op? Is het een bouwsel van stapelelementen, stapstenen, kops gezaagde houtschijven? Ik wil dit alles zeker niet ontkennen, maar toch geeft Schelstraete mij veeleer de illusie dat hij de ruimte van de verbeelding stimuleert en wakker schudt, dat hij de meerduidige sensibiliteit van de relationele verhouding tussen beeld, verbeelding en werkelijkheid voor mij als kijker open laat. En in deze context verwijs ik naar de Amerikaanse dichter Wallace Stevens die beweerde dat er niet zoiets bestaat als wat vaak omschreven wordt als de te kennen, te definiëren en te capteren werkelijkheid.

Je dient opnieuw een onwetende te worden, opnieuw de zon te zien met een onwetend oog en hem helder zien naar zijn idee. 

 

 

De authentieke eigenheid en plastische visie van de kunstenaar op de dialoog tussen invisible or visible or both: a seeing and unseeing in the eye – zoals Wallace Stevens verdedigde – is daarbij primordiaal. Denken en doen is voor Luc Schelstraete het werkproces zelf: het kappen, zagen en beitelen van de boomstam, de opeenvolging van plastische ingrepen, van fantasierijke impulsen, van reacties op de eisen van de verticale constructie en van de structurele gevoeligheden van het houtweefsel. Laverend tussen toeval en controle, tussen zien en niet-zien, tussen onthullen en verbergen, tussen beweeglijkheid en stilstand, tussen evenwicht en labiliteit is hij de behendige koorddanser die de energie vanuit de materie laat muteren tot een vergeestelijkt teken, tot een interpretatieve verschijningsvorm die voor sommigen wellicht reminiscenties oproept aan etnische sporen uit het verleden, aan totemachtige zuilen uit verre culturen. Voor anderen vertonen deze ingekerfde, stekelige en knoestige verticale stèles dan weer een antropomorfe uitstraling of een gemediteerde verschijning die onzegbaar verband houdt met het mysterie van het bestaan. De lyrische exploratie van het gebaar imiteert niet opzettelijk een uiterlijk waargenomen verschijningsvorm, maar is zonder twijfel de neerslag van Schelstraetes creatief instinct. Bijgevolg is de probleemstelling van figuratief of abstract hier niet aan de orde. Het wezenlijke ligt in de verstilling en verdichting van het beeld. Het statische van de sculpturen sluit het gedurfde, het experiment geenszins uit. Een voelbare aanwezigheid vloeit uit zijn doorgedreven expressie en veronderstelt een ingekeerde, samengebalde kracht en geladenheid die de fascinatie van de kijker prikkelt en aanzet tot interpreteren, waardoor deze beeldtaal overhelt naar het domein van de spiritualiteit en de magie.

Freddy Huylenbroeck│Hamme, 2021-01-20